Jacqueline Fontyn werd geboren te Antwerpen, waar ze zeer jong piano begon
te studeren bij Ignace Bolotine. Op veertienjarige leeftijd kiest ze reeds
vastberaden voor een professionele loopbaan als componiste. Ze vervolgt haar pianostudies
bij Marcel Maas en studeert muziektheorie en compositie bij Marcel Quinet.
Ze bewaamt zich verder te Parijs bij Max Deutsch; in Wenen studeert ze orkestdirectie
bij Hans Swarowski.
Haar Grote Prijs van Rome beschouwt ze als haar eerste en laatste schooldiploma.
Een vijtiental werken van Jacqueline Fontyn zijn met nationale en internationale
prijzen bekroond, waaronder de Oscar Espla Prijs (1962) te Alicante en de
Prix Honneger (1988). In opdracht van de Internationale Koningin Elisabeth wedstrijd
schrijft ze het verplichte vioolconcert dat in 1976 door twaalf finalisten van deze
wedstrijd gespeeld wordt. De Koussevitzky Foundation of the Library of Congress te
Washington geeft haar een opdracht in 1988.
De muziek van Fontyn, die in de hele wereld uitgevoerd wordt, staat op het programma van
talrijke internationale concerten en festivals. Van 1970 tot 1991 doceert ze compositie
aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Tevens geeft ze lessen en voordrachten aan
verscheidene academies en universiteiten in Fuitsland, Egypte, Frankrijk, Hongarije, Israël,
Nieuw Zeeland, Korea, Polen, Singapore, Taiwan en USA.
Jacqueline Fontyn is lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschap, Letteren en Schone
Kunsten van België.
Aratoro werd in de lente en zomer van 1992 gecomponeerd op verzoek van Jan Stroop,
voorzitter van het Amsterdams Blazers Collectief, die daarvoor een opdracht verkreeg van de
NCRV. De titel werd gekozen ter herinnering aan een verblijf van de componiste in
Nieuw Zeeland, enkele jaren daarvoor. Aratoro is een Maorisch woord; het betekent
pad dat ontdekt moet worden.
Er zijn zes onderdelen die elkaar zonder onderbreking opvolgen, maar met een
duidelijke cesuur na het derde deel; daar precies bevindt zich de Gulden Snede. De
altsaxofoon heeft een min of meer solistische rol in de cadenze aan het begin van het stuk.
Toetseninstrumenten, piano, marimba, vibrafoon en klokkenspel, vormen het klankpallet in
het voorlaatste deel, juist voor de slot-coda waarvan de sfeer herinnert aan die van het
begin (Jacqueline Fontyn).
Uitvoeringen
- 16 december 1993, Gebouw Prinses Irene, Huizen, première
- 19 december 1993, Paradiso, Amsterdam
- 20 november 1994, Voorste Venne, Drunen
- 4 december 1994, Paradiso, Amsterdam
- 13 oktober 2002, De Duif, Amsterdam
Bezetting
piccolo, 3 fluit, 2 hobo, althobo, 2 fagot,
esklarinet, 4 klarinet, altklarinet, basklarinet, contrabasklarinet,
2 altsax, tenorsax, baritonsax,
2 cornet, 3 trompet, 5 hoorn, 3 trombone, bariton, bastuba,
contrabas, piano,
percussie1 (pauken, cassa chiara, tomtom, klein bekken, kleine gong, templeblock, campana)
percussie2 (marimba, kleine trom, groot bekken, middelgong, woodblock, klokkenspel)
percussie3 (vibrafoon, bongo's, cassa chiara, middelgroot bekken, grote gong of tamtam, woodblock, crotales)
percussie4 (cassa chiara, grote trom, trangel, bekken, charleston (=Hihat), slagbekkens, woodblock of templeblock).
Recenties
Fascinerende Aratoro
....sterdam een fascinerende première van het door Jacqueline Fontyn
gecomponeerde werk Aratoro. Dit werk werd in 1992 op verzoek van het ABC
gecomponeerd, die daarvoor een opdracht verkreeg van de NCRV. De titel werd
gekozen als een herinnering aan een verblijf van de Belgische componiste
in Nieuw-Zeeland. Aratoro is een Maori woord, dat zoveel betekent als
"pad dat ontdekt moet worden". Het werk kent zes delen, die elkaar zonder
onderbreking opvolgen met een duidelijke pauze na het derde deel. De altsaxofoon
vertolkt een min of meer solistische rol in de cadens in het begin van de
compositie. Piano, marimba, vibrafoon en klokkenspel vormen het klankpalet
in het voorlaatste deel, juist voor de slot-coda waarvan de sfeer herinnert
aan het begin. Met Aratoro werd onder leiding van dirigent Jean Gruter een
grandioze prestatie geleverd, die enthousiaste reacties losmaakte bij het
massaal aanwezige publiek. Zijn interpretatie was haarscherp en de muzikale
effecten werden zo pathetisch gebracht, dat bij de toehoorders weliswaar een
bepaald spookbeeld ontstond zonder dat dit een sinister gevolg had. De
klankkleur bleef een absoluut vertrouwen inboezemen voor een goede afloop
van het onbekende. Dit vertrouwen werd aan het slot absoluut niet beschaamd
en de uitvoering kende dan ook een zeer bewogen - haast betoverende - afsluiting
Voorbeeldig
...kwam de Belgische componiste Jacqueline Fontyn, een echte dame
met wie je smakelijk een taartje eet. Inspiratie was tot haar gekomen
in Nieuw-Zeeland. De titel "Aratoro" had zij ontleend aan de Maoritaal.
Betekenis: pad dat ontdekt moet worden. In zes in elkaar overvloeiende
onderdelen had zij de inspiratie zo tot expressie gekneed dat er ruimte
overbleef voor meebeleven bij het beluisteren. Spanningen werden prachtig
opgebouwd en voorbeeldig afgeleid naar nieuwe bewegingen, waarbij Fontyn
het oor steeds kleine verrassingen aanbood van combinaties van hoog en laag,
kleurmenging, ritme.
Het maakt niet uit wat de bron of het concept is, als de hand de mogelijkheden
maar tot in de verfijning beheerst. En als het innerlijke oor het pad
maar ontdekt, dat luisteraars gaarne begaan. Fontyn, vaker in deze kolommen
geprezen, schreef "Aratoro" met die perfectie. Overigens, wie componeert
er eens een goede cheque voor dit bijzondere ensemble van Jean Gruter?
Franz Straatman
(1982)
- Assemblée
- Contemplation
- Faisceaux
- Météores
- Brouillard
- Choral varié
Creneaux (kantelen) is geschreven met een educatieve bedoeling, namelijk
om muziekstudenten en amateurs te laten kennismaken met verschillende aspecten van
hedendaagse muziek. De vorm van de deeltjes waaruit het werk bestaat, is eenvoudig
gehouden, meestal heeft die de beproefde ABA-formule.
In deel 1, Assemblée (bijeenkomst), is de aleatoriek, dat wil
zeggen een combinatie van korte
herhaalde motieven die ieder hun eigen ritme hebben, het voornaamste kernmerk. Door
een nauwkeurig gebruik van de harmonie ontstaat door deze schijnbaar wanordelijke
opeenstapeling van ritmes een bijzonder effekt; het trompetsignaal is bedoeld
als een goedmoedige karikatuur.
Deel 2, Contemplation (meditatie), is
een rustige opeenvolging van akkoorden.
Deel 3, Faisceaux (lichtbundels),
wordt gekarakteriseerd door helderheid en een vrij spel over de maatstrepen heen.
Deel 4, Météores, heeft een scherp en flitsend karakter, afgewisseld
door een zacht middendeel.
Deel 5, Brouillard (mist), schept een atmosfeer
die voornamelijk ontstaat door een nauwkeurige realisering van de dynamische nuances;
daardoor wordt een soort sfumato bereikt.
Deel 6 is een Choral varié
zoals Bach ze ook schreef, al zal men bij hem zelden een koraal aantreffen met zo'n
militair tintje.
Uitvoeringen
ABC Home