Hoewel de provincie Zeeland - ik ben er geboren en getogen - sinds jaar en dag als vasteland wordt bereisd, heb ik steeds duidelijk het eilandenkarakter ervaren. Het eilandje Walcheren heeft een totaal andere 'huid' dan bijvoorbeeld Tholen of de Bevelanden. Opvallend is de bijna Bourgondische uitstraling van het 'continent' Zeeuws-Vlaanderen. 'Zeer uiteenlopende karakters en gedragingen van dicht bijeenliggende gebieden' is het belangrijkste bestanddeel van mijn compositie. Muzikale eilanden waar stabiliteit en onverstoorbaarheid heersen. Status quo. Op andere plaatsen vindt assimilatie plaats: wederzijdse invloeden zorgen voor een nieuwe lijn, ander gedrag. Op weer een andere plek verzalfstandigt zich een element. Kortom: contrasten, vermenging, verval, sublimeren, verzelfstandiging.
Archipel V (ondertitel Les Ponts) werd in 1992 geschreven voor blaasorkest en mannenkoor op teksten van Rimbaud. Op verzoek van het ABC herschreef de componist de koorpartij tot een klarinettenkkoor en in die vorm - die overigens ook volgens de componist niet onderdoet voor de oorspronkelijke - speelt het ABC dit werk.
Zomer 1984. "Wil je een compositie schrijven voor zes orkesten?" vraagt Jurriaan Röntgen, dirigent van het in 1985 jubilerende Naardens Kamerorkest. Mijn eerste reaktie: "dat lukt nooit" en tegelijkertijd de sensatie "ha een kolfje naar mijn hand".
Welnu, Babel, voor zes orkesten, 14 pauken en 3 tam tams, gecomponeerd op verzoek van het Naardens Kamerorkest en in opdracht van het ministerie van WVC.Veel van mijn composities hebben nadrukkelijk met de ruimte te maken. De ruimte is zoiets als een meegecomponeerde factor. Muziek voor een stad (1982) is gemaakt voor een groot plein met omgevend verkeerslawaai en af- en aanlopende spelers. Bij organum (voor één tot vier koren) wordt de ruimte doorlopen: een eerste voorwaarde voor deze compisitie is dan ook dat er loopruimte is. Zo ook met werken als Vice Versa (1978), En Passant (1976) en Gesti (1980).
In Babel is het niet anders. De zes orkesten - vier strijkorkesten en twee blaasorkesten - en het slagwerk staan zo ver mogelijk uiteen opgesteld.
Voorwaarde voor de ruimte: zeer groot en gul(?) klinkend. Bij voorkeur een grote hal of kerkruimte.
De vraag waar de luisteraar zich het beste kan opstellen, is moeilijk te beantwoorden. Door de gehele ruimte gebeuren dingen. Soms zijn dat (op hetzelfde moment) dezelfde dingen, soms zijn ze verschillend. Enerzijds kan je het best ter plekke blijven, dan ervaar je veraf en dichtbij, het komen en gaan van de klank, dan is er perspectief. Anderzijds kan de luisteraar rondlopen en de gebeurtenissen opzoeken. Dan geen totaalbeeld, maar wel de sensatie van het detail, de overbelichting.Hoewel Babel zich min of meer in één lange beweging voltrekt, zijn er toch veel verschillende gebeurtenissen waar te nemen.
De opening, na het paukensignaal, is als een kolossaal gordijn waar de wind doorheen strijkt. Soms heel gesloten, dan weer open. Minutenlang hangt de klank in de ruimte.
Het tweede deel: flarden van melodieën dwalen door de ruimte, over en weer. De gewaarwording dat de melodie altijd wel ergens is, en bij wijlen even langskomt. Echo's uit het vroege Europese verleden met z'n trage Cantus Firmus en de eindeloze Aleuls's, maar ook het fascinerende 40-stemmige motet Spem in Alium van de 17e eeuwse Thomas Tallis.
De derde periode is de meest actieve. Botsende en samenvallende bewegingen, stugge motorische ostinatie. Zoiets als Komaan, aan het werk, met als onderdeel de stampi van de 14 pauken en de enorme herrie van de twee blaasorkesten.
De laatste fase. Een vervolg van de openingsmuziek. In zes regels voltrekt zich dit deel. Zoiets als een lied, een instumentaal gezang. Monumentaal, een toren.
Babel - een aandenken - een poging opnieuw de toren te bouwen en de spraak niet te verwarren.
Daan Manneke
De bezetting, identiek aan die van Strawinsky, bestaat uit 23 blazers.