Zijn muizkale activiteiten lagen op verschillende terreinen, tot hem in 1964 de leiding werd toevertrouwd van de afdeling documentatie van Donemus. In deze functie, die hij tot medio 1977 vervulde, heeft hij zijn collega-componisten met zijn praktische adviezen, hulp en steun grote diensten bewezen. Dat dezen hem in die positie op handen droegen, blijkt wel uit zijn bijnaam Jan Donemus. In de periode van 1970 tot 1975 lagen tevens Schuyts activiteiten als secretaris - later ook voorzitter - van het Genootschap van Nederlandse Componisten. Mede door Schuyts activiteiten is het Fonds voor de Scheppende Toonkunst ontstaan (1982).
Tot Schuyts oeuvre behoren orkest- en koorwerken, kamermuziek, liederen en balletten. Zijn zijn er onder meer Sonata per orchestra (1964), Discorsi capricciosi (1965), Tre preludi per corde (1973), Quasi in modo di valzer (1973) en Festa seria (1980) voor grotere bezettingen; T'ho visto (1973) en Il trovatore (1984) voor koor; Discorsi, discorsi... (1979) en Down to the shades (1985), beide geschreven voor de Volharding, en onder de kamermuziek het pianokwartet Razernijen voor vier en Trois pièces pour deux pianos (1981). Voorts is er een aantal werken voor amateurs, zoals de schoolopera De Varkenshoeder (1951) en Hymnus per orchestra (1966).
Nico Schuyt is gestorven op 25 januari 1992.
De componist heeft de volgende kanttekening gemaakt:
Om niet steeds te zijn aangewezen op transcripties van orkestwerken richtte men, in de wereld der harmonie- en fanfare-orkesten, het oog en het oor op componisten die voor deze ensembles oorspronkelijke werken zouden kunnen schrijven. Wie weet wat hier uit voortvloeit. Ik denk dat ik niet de enige onder mijn collega's ben die de wel zeer speciale uitdaging, die van dit soort opdrachten uitgaat, als heel stimulerend heeft ondergaan.