Veel van zijn composities, die een breed terrein beslaan, illustreren een succesvol samengaan van de 12-toons techniek met traditionele melodieën en ritmes, en een brillante instrumentatie. In 1969 won Husa de Pulitzer-prijs voor zijn derde strijkkwartet. Zijn bekendste werk voor groot blaasorkest is Music for Prague 1968 dat met zijn 7000 geregistreerde uitvoeringen sinds de première in 1969 waarschijnlijk het meest gespeelde hedendaagse orkestwerk ter wereld is. Voor blaasorkest schreef Husa in 1971 vervolgens Apotheosis of this Earth. In dit werk ging de componist een stap verder in met maximaal en op compromisloze wijze benutten van de mogelijkheden van het grote blaasorkest met zijn uitgebreide slagwerksectie. Beide werken zijn door het Amsterdams Blazers Collectief uitgevoerd.
Karel Husa schrijft over zijn compositie:
Drie hoofdmotieven vormen de verbindende factoren in de compositie. Het eerste en het belangrijkste is het bekende 15e-eeuwse strijdlied uit de Hussietenoorlog, Gij Strijders voor God en zijn Wet, een symbool van weerstand en hoop gedurende de honderden jaren dat het Tsjechische volk door het noodlot getroffen werd. Het lied is al door vele Tsjechische componisten gebruikt, onder andere door Smetana in zijn Mijn Vaderland. Het begin van het lied wordt, pianissimo, aangekondigd de de pauken in het begin van het eerste deel en vindt zijn afsluiting op het eind in een machtig unisono (Chorale). Het lied wordt nergens in zijn geheel gebruikt.
Het tweede motief is de klank van de klokken door het hele stuk heen. Praag, dat ook wel de stad van de Honderd Torens genoemd wordt, heeft zijn majestueus klinkende kerkklokken gebruikt in tijden van rampspoed maar ook van overwinning.
Het laatste motief wordt gevormd de drie accoorden, die voor het eerst - heel zacht - optreden tijdens de piccolosolo in het begin, en wel in de fluiten, klarinetten en hoorns. Later verschijnt dit motief weer, maar dan vele malen sterker, bijvoorbeeld middenin de Aria.
In Music for Prague 1968 zijn verder ook verschillende nieuwe compositietechnieken en wijzen van orkestreren toegepast. Nieuw is ook het geluid van het slagwerkensemble zoals in de Interlude. De compositie bevat een aantal symbolische elementen. Tegenover de geluiden van rampspoed in het eerste deel (Fanfare), de ongebroken hoop van het Hussietenlied, de klank van de klokken of de tragiek (van de Aria), staat weer het lied van de vogel (piccolosolo aan het begin), het symbool van de vrijheid die de stad Praag gedurende de duizend jaar van zijn bestaan maar weinige ogenblikken gekend heeft.