De stijl van Kox in deze eerste periode wordt gekenmerkt door klassieke vormen en harmonische invloeden van Berg, Mahler en Badings. Na belangrijke werken als de eerste symfonie, het pianoconcert en het eerste vioolconcert, betekende de tweede symfonie in 1966 een keerpunt in het muzikale denken van Hans Kox: zijn vormbehandeling werd vrijer en nieuwe technieken vonden toepassing. Zo is bijvoorbeeld Cyclophony nr 7 uit 1971 opgebouwd uit vijf blokken, elk blok bestaande uit zeven delen die gelijktijdig of na elkaar gespeeld kunnen worden en bovendien improvisatie toelaten op een bepaalde melodische en ritmische formule.
Kox ontving veel compositie-opdrachten uit binnen- en buitenland en werd internationaal bekroond met verschillende prijzen. Van zijn werken zijn onder andere A Child of Light (Anne Frank Cantate), het tweede vioolconcert en het celloconcert op de plaat verschenen. Tot zijn laatste composities behoren onder andere Musica Reservata voor harmonie-orkest en symfonie-orkest, etudes voor contrabas, een werk voor vocaal ensemble, het oratorium Sjoah en een stuk voor altsaxofoon en piano.
Ruach is geschreven op verzoek van het Amsterdams Blazers Collectief, in opdracht van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst.